Een goed idee

By | Broers en zussen | 9 Comments

Gister appte mijn jongste zusje (hoe leuk om dat te zeggen!) Saskia in de handmade app (onze app met broers en zussen, twaalf gekkies bij elkaar) dat Fiom haar bericht had dat er een nieuwe match uit de databank was gekomen. Een halfzus noemen ze dat. Ik noem dat altijd een zus, omdat halve mensen niet bestaan.

Sinds gister heb ik het gevoel dat ik in een soort niemandsland zit. De wereld draait door, maar ik sta ergens op pauze. Want er hangt een zus in de lucht. Er hangen altijd broers en zussen in de lucht maar nu weet ik het dus zeker, dat er eentje onderweg is. En dat is zo gek!

Het kost me moeite bij mijn gevoel te komen en om dat goed te omschrijven. Eigenlijk lukt me dat niet goed. Ik bel met Saskia, Martijn, Lisette. Ik spreek Nicole. We appen met elkaar. Wie het zou zijn. Of ze, onze-nieuwe-zus-zonder-naam, niet te eenzaam is. Want wij hebben elkaar. Zij ons nog niet. Terwijl wij al met twaalf zijn, waarvan eentje via Fiom. Wij kunnen dit dus heeeeeel goed zelf. Nieuwe broers en zussen verwelkomen.

Ik zit nu aan de eettafel. Er is inmiddels ruim een dag verstreken en we hebben een voornaam en een geboortejaar. Kansloos, niet te vinden natuurlijk. Ik zit hier. Ik voel. En ik denk: hoe hebben ‘ze’ ooit kunnen denken dat dit een goed idee is? Kinderen maken zonder te vertellen van wie ze werkelijk afstammen. Ons zonder contact met elkaar laten opgroeien. Zelfs zonder elkaar ‘oud’ laten worden. En nu, een voor een vinden we elkaar. Niet wetend waar en wanneer dit eindigt. Of nee, wetend dat dit niet eindigt.

Ik ben zo ontzettend blij met nieuwe broers en zussen! En tegelijkertijd doet het me zo’n diep verdriet niet te weten waar ik in de rij sta. Dealend met de onrust die het wisselen van plek elke keer veroorzaakt. Omgaan met de storm in mijn buik bij het gebrek aan ‘controle’ op deze idiote situatie. Ik ervaar machteloosheid. Dit is zo ont-zet-tend van mij. En ik kan er niet zelf over beschikken of beslissen. Geen idee met hoeveel we zijn?

Ik ben nu al heel trots op mijn nieuwe zusje (ja, ze is jonger dan ik!). Dat ze de moed heeft gehad om een test te doen die haar nu aan ons, aan mij, verbindt. Als ik haar toch alvast zelf zou kunnen influisteren hoe welkom ze is…..

(Op de foto mijn oudste zus Renate en ik.)

P.S. Wil jij op zoek naar jouw familie? Check dan mijn nieuwe website.

Dicky

By | Food for thought | 5 Comments

In de Volkskrant staan geregeld interviews met honderdjarigen. Zo las ik het levensverhaal van Dicky, die in 1940 in dienst was gekomen bij de Rijksverzekeringsbank.

Wat? De Rijksverzekeringsbank, later de Sociale Verzekerings Bank die je misschien wel kent van bijvoorbeeld de kinderbijslag. In 1940 zat de Rijksverzekeringsbank in een indrukwekkend gebouw aan de Euterpestraat in Amsterdam. Ik schreef eerder een stukje over dit gebouw. Waarom? Omdat mijn biologische vader, Gerard, daar opgroeide. Zijn vader was daar namelijk beheerder. Eerst aan de Hobbemakade, later aan de Euterpestraat.

Goed, Dicky is dus 100 jaar en werkte in dat gebouw. Mijn grootvader werkte daar ook en woonde er met zijn gezin in een appartement, in het huidige ‘Apollo House’. Nou is Gerard al in 1991 overleden en zou hij op dit moment, als hij nog geleefd had, 95 jaar oud zijn. Ik heb hem dus nooit kunnen ontmoeten of spreken. Gelukkig spreek ik wel mijn broers en zussen, onder wie Gerards oudste wettige zoon Martijn. Martijn deelt veel informatie met mij en is als kind ook in dat gebouw aan de Euterpestraat geweest. Maar ik zou ook graag anderen ontmoeten en spreken die mijn vader mogelijk gekend hebben. En hier zag ik een mogelijkheid. Zou Dicky zich mijn biologische grootvader Maurits en diens zoon Gerard, een jongen die op zijn vijftiende al bijna twee meter was, herinneren? Het was de moeite van het proberen waard! Via de journaliste van dat stuk in Volkskrant kwam ik bij Dicky terecht. Samen met Martijn was ik welkom om thee bij haar te komen drinken.

Gister was het zover en reed ik vanuit Hilversum naar Zaandam. Onderweg was ik weemoedig. Het blijft gek dat ik op deze manier informatie moet ‘sprokkelen’ over iemand die zo aan de basis van mijn bestaan staat. Afhankelijk van wat anderen (nog) weten en kunnen en willen delen. In Zaandam haalde ik mijn grote broer Martijn van de bus en samen belden we, gewapend met verhalen en fotoboeken aan. Dicky was allerhartelijkst en bijzonder fris voor een dame van haar leeftijd. Martijn vertelde haar hoe hij en ik elkaar ontmoet hebben. Dat ik zijn zus ben. Dat zijn vader spermadonor was en dat ik hem gevonden had. Ik denk altijd dat hij een beetje trots op me is als hij dat vertelt en dat vind ik natuurlijk hartstikke fijn. Martijn vertelde ook over de bank, over zijn opa en vader en hoe hijzelf als kind daar had rondgelopen op de zaterdagen. We lieten Dicky foto’s zien en helaas kon ze zich opa en Gerard niet herinneren…

Onderweg naar huis heb ik nog zitten denken. Wat zoek ik nou toch? En ga ik het ooit vinden? Ik ben trots en blij met mijn broers en zussen. En gelukkig zijn er mensen die me begrijpen wanneer ik zeg dat het vinden van een dode vader echt heel, heel stom is.

Ik ben evengoed dankbaar voor de bijzondere ontmoeting met Dicky. Hier kun je het interview met haar in de Volkskrant lezen.

Sterren (a.k.a. reviews)

By | Socht | No Comments

Om te zoeken heb je moed nodig. Want een zoektocht kost energie en vraag ook emotioneel het nodige van je. Ga je vinden? Of toch (nog) niet? En als je gaat zoeken, wat hoop je dan te vinden? Om je een zetje te geven, helpt het misschien om te lezen wat andere mensen zeggen over hun zoektocht. Ik zet hier (blozend) een paar ‘reviews’ op een rij.

Ferry (in Nederland afgestaan en geadopteerd): ‘Vanuit een aanstekelijk optimisme, zorgvuldige daadkracht en gelaagde lichtheid heeft Ester een cruciale hoofdrol gespeeld in de succesvolle zoektocht naar mijn biologische vader. Daarnaast koester ik de bijvangst: Het waardevolle contact en de mooie persoonlijke gesprekken met Ester. Dit alles gun ik een ander ook.’

Stephanie (volwassen donorkind): ‘Als je Ester mag treffen als detective voor je zoektocht, ben je een gezegend mens. Ik ken haar als doortastend, geduldig, geïnteresseerd maar bovenal gaat ze volledig naast je staan in wat jij nodig hebt om je zoektocht op een fijne manier te volbrengen. Als je het zelf even niet meer weet, weet zij het wel voor je. En ze neemt je mee in die energie. Mijn ervaring is dat ze me het zelfvertrouwen heeft gegeven om dingen te doen die ik zelf nooit voor mogelijk had gehouden. Dankzij Ester ben ik al meerder malen uit mijn comfortzone gestapt. Doodeng, en toch normaal omdat ik altijd kan vertrouwen dat ze naast me staat.’

Nienke (volwassen donorkind): ‘Dankzij Ester heb ik mijn donorvader gevonden! Waar ikzelf vastliep op de matches die ik had, zag zij juist mogelijkheden. Door dagenlang intensief speurwerk zijn we samen in enkele dagen van niets naar de mogelijke donor gegaan. Een DNA-test heeft het vervolgens bevestigd, waarvoor ik Ester nog elke dag dankbaar ben. Een nieuw hoofdstuk, waar ik zonder haar hulp niet had kunnen komen.’

Anne (volwassen donorkind): ‘In onze zoektocht heb ik je ervaren als heel betrokken en een grote steun. Ben je heel erg dankbaar, ook voor de fijne gesprekken en je doortastendheid.’

Ik zie iedere zoektocht als een reis. Spannend en onvoorspelbaar. Soms duurt het (veel te) lang, dan weer (misschien toch een tikkie te) kort. Je weet nooit wat je vindt. En wanneer. Samen maken we de reis de moeite waard. Zorgen we dat jij er klaar voor bent om, als het zover is, je ‘nieuwe familie’ te ontmoeten. Waarna een nieuwe ontdekkingstocht volgt, waarin je uitvogelt of en welke plek je elkaar in je leven geeft. Je mag op deze reis altijd een beroep op me doen. Ondanks dat elke reis weer anders is, zijn er veel overeenkomsten. Als je met mij op reis gaat, krijg je al mijn ervaring (inclusief die van mijn persoonlijke zoektocht) erbij.

Ga je mee? Neem dan hier contact met mij op!

 

Je mag er zijn!

By | De donor, de kwak kwaakt, Opinie, Socht | No Comments

Donorkinderen belanden vaak in een gekke tegenstelling. Die van: je was zooooo gewenst. Door je ouders. Die wilden zo graag een kindje dat ze jou met gebruik van een donor gekregen hebben. En aan de andere kant is er ‘die man die niet op jou zit te wachten’, de donor. Dat is eigenlijk gek. Want niet op feiten gebaseerd, maar op het frame van een industrie die het belang van de donor liefst zo klein mogelijk maakt, net hoe het ze uitkomt.

Uit ervaring weten we dat veruit de meeste donorvaders openstaan voor contact met hun nakomelingen. Dat ze vaak ouders wilden helpen en (dus) ook graag vragen van hun kinderen beantwoorden. Dat ze zich soms een hoedje schrikken als ze gevonden worden, gewoon omdat ze het niet zagen aankomen. Dat ze soms wat tijd nodig hebben. Om met hun gezin of omgeving te overleggen. Om van de schrik te bekomen. Maar uiteindelijk is ruim 90% bereid tot enige vorm van contact. Wat er dan gebeurt en of er een relatie ontstaat, in welke vorm dan ook, is afhankelijk van de wensen van beiden. Donorvader en donorkind. Vader en kind. En dat is allemaal goed.

Maar dat veel donorkinderen denken dat ze er niet mogen zijn, is echt een misvatting. Eentje die we wat mij betreft zo snel mogelijk naar het land der fabelen verbannen. Afgelopen zaterdag sprak ik nog een ontzettend lieve donorvader die niet kan wachten tot er nageslacht opduikt. Dat kan dus ook. En zijn kinderen gaan misschien niet eens naar hem op zoek. Omdat ze denken dat hij niet op ze zit te wachten…

Zullen we daarmee ophouden? Met dat frame dat die donor niet op zijn donorkinderen zit te wachten? Dat. Is. Namelijk. Echt. Onzin.

Luister ook naar de interviews met donoren die Eefje en ik maken voor onze donorkindpodcast De Kwak Kwaakt.

Contact

    Contact