Donorkinderen belanden vaak in een gekke tegenstelling. Die van: je was zooooo gewenst. Door je ouders. Die wilden zo graag een kindje dat ze jou met gebruik van een donor gekregen hebben. En aan de andere kant is er ‘die man die niet op jou zit te wachten’, de donor. Dat is eigenlijk gek. Want niet op feiten gebaseerd, maar op het frame van een industrie die het belang van de donor liefst zo klein mogelijk maakt, net hoe het ze uitkomt.

Uit ervaring weten we dat veruit de meeste donorvaders openstaan voor contact met hun nakomelingen. Dat ze vaak ouders wilden helpen en (dus) ook graag vragen van hun kinderen beantwoorden. Dat ze zich soms een hoedje schrikken als ze gevonden worden, gewoon omdat ze het niet zagen aankomen. Dat ze soms wat tijd nodig hebben. Om met hun gezin of omgeving te overleggen. Om van de schrik te bekomen. Maar uiteindelijk is ruim 90% bereid tot enige vorm van contact. Wat er dan gebeurt en of er een relatie ontstaat, in welke vorm dan ook, is afhankelijk van de wensen van beiden. Donorvader en donorkind. Vader en kind. En dat is allemaal goed.

Maar dat veel donorkinderen denken dat ze er niet mogen zijn, is echt een misvatting. Eentje die we wat mij betreft zo snel mogelijk naar het land der fabelen verbannen. Afgelopen zaterdag sprak ik nog een ontzettend lieve donorvader die niet kan wachten tot er nageslacht opduikt. Dat kan dus ook. En zijn kinderen gaan misschien niet eens naar hem op zoek. Omdat ze denken dat hij niet op ze zit te wachten…

Zullen we daarmee ophouden? Met dat frame dat die donor niet op zijn donorkinderen zit te wachten? Dat. Is. Namelijk. Echt. Onzin.

Luister ook naar de interviews met donoren die Eefje en ik maken voor onze donorkindpodcast De Kwak Kwaakt.

Laat een reactie achter

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

Contact

    Contact